Een mogelijke bijdrage van socio-cybernetica aan het analyseren, sturen en evalueren van complexe technisch bestuurskundige problemen Een discussie
Dr Dorien J. de Tombe
Technische Universiteit Delft. Faculteit Technische Bestuurskunde
Chair Operational Research Euro Working Group Complex Societal Problems
P.O. Box. 3286, 1001 AB Amsterdam, The Netherlands, Europe
Tel: +31 20 6927526
E-Mail: DeTombe@lri.jur.uva.nl
http://www.geocities.com/doriendetombe
This article is about the impact a Socio cybernetic view can have on a complex societal problem on the subject of the development of High Speed train rail in The Netherlands . The article is in Dutch.
Abstract
Na een korte inleiding over de aard van technisch bestuurskundige problemen en een methode om deze problemen te analyseren, de methode Compram, wordt in het kader van de uitbreiding van de theorie over het analyseren van complexe technisch bestuurskundige problemen gekeken naar een mogelijke bijdrage vanuit de socio-cybernetica. De socio-cybernetica heeft tot nu toe slechts in beperkte mate een bijdrage geleverd aan de inzichten in de sociale wetenschappen. Heel kort wordt stilgestaan bij een aantal mogelijke oorzaken die hieraan ten grondslag liggen. Om daarna een belangrijk concept van socio-cybernetica, het begrip zelf-sturing, te nemen om te zien welk inzicht dit begrip geeft in het analyseren van technisch bestuurskundige problemen. Het begrip zelf-sturing wordt hiertoe toegepast op de analyse van het probleemoplossingsproces rond de mogelijke totstandkoming van de Hoge SnelheidsLijn (HSL) in Nederland.
1 Inleiding
Voor het analyseren van complexe technisch bestuurskundige problemen is door de auteur een speciale methode ontwikkeld: de methode Compram[1]. Dit is een methode voor groepsgewijs, interactief probleemoplossen van complexe maatschappelijke problemen. Technisch bestuurskundige problemen kunnen methodologisch gezien worden als een subset van complexe maatschappelijke problemen[2]. Het onderzoek naar methoden en hulpmiddelen voor het analyseren van complexe maatschappelijke problemen is een nieuw wetenschappelijk aandachtspunt. In de kennisuitbreiding voor dit vakgebied is er enerzijds aandacht voor het ontwikkelen en toetsen van methoden en hulpmiddelen ter ondersteuning van het analyseren van complexe (praktijk) problemen en anderzijds voor het ontwikkelen en uitbreiden van theorievorming van dit vakgebied. Hoewel beide richtingen een theoretische en praktische component hebben is de eerste meer gericht op directe toepassing in de praktijk en de tweede meer op theorievorming. Deze laatste heeft slechts een indirecte toepassingsmogelijkheid in de praktijk. Het zal duidelijk zijn dat beide richtingen elkaar wederzijds beinvloeden.
De uitbreiding van het theoretisch kader voor de methodologie voor het analyseren van dit soort problemen wordt gezocht bij diverse theorieÔn uit diverse disciplines. Vruchtbare bijdragen zijn reeds gevonden in de theorie van (cognitieve) psychologie, de chaostheorie, de systeem theorie en de sociologie. Voordat we kijken naar een mogelijke bijdrage van de socio-cybernetica voor het analyseren van complexe technisch bestuurskundige problemen staan we kort stil bij wat wij verstaan onder complexe technisch bestuurskundige problemen.
2 Complexe technisch bestuurskundige problemen
Wat zijn complexe technisch bestuurskundige problemen[3]? Enkele Nederlandse voorbeelden van dit soort problemen zijn de problemen die ontstaan bij het (willen) aanleggen van een Hoge SnelheidsLijn (HSL), de uitbreiding van Schiphol, de uitbreiding van de haven Rotterdam, het boren in de Noordzee, de aanleg van een treinverbinding naar Duitsland (de z.g. Betuwelijn), en internationale problemen zoals die rond de afbraak van de ozonlaag, de aantasting van het milieu door CO2 uitstoot en de afspraken, regels en faciliteiten voor het Internet. Het gaat hier om problemen met technische en met bestuurskundige aspecten. Het zijn problemen waarbij meerdere partijen betrokken zijn. Deze partijen hebben vaak verschillende en soms tegengestelde belangen bij een bepaalde 'oplossing'. Het zijn problemen waarbij het noodzakelijk is meerdere partijen te betrekken om tot veranderingen te komen. Dit maakt het onzeker op welke wijze, welke veranderingen en op welk moment er veranderingen plaats zullen vinden. De problemen spelen zich af binnen en tussen organisaties, instellingen en overheid. De problemen hebben soms grote en soms kleine gevolgen voor de maatschappij. Het zijn problemen waarvan vaak meer kennis nodig is dan er aanwezig is, waarvan de benodigde data niet volledig zijn of in tegenspraak zijn met elkaar en waarvoor niet direct een oplossing voorhanden is. Vaak hebben deze problemen al een lange historie achter de rug of zullen een lange historie krijgen.
3 De methode Compram
Een methode die richtlijnen geeft voor het analyseren en intervenieren van complexe problemen is de methode Compram. Deze methode schrijft een groepsgewijze interactieve aanpakt voor, waarbij via communicatie en modellering inzicht verkregen kan worden in de problematiek. Vanuit dit inzicht worden een aantal mogelijke interventies besproken en gekozen, ge¥mplementeerd en geevalueerd. De methode richt zich op het uitwisselen van kennis tussen, en de communicatie van diverse actoren die betrokken zijn bij het probleem.
De methode maakt een expliciet onderscheid tussen kennis en macht. De eerste stap die de methode voorschrijft richt zich dan ook expliciet op de kennis van het probleem. Dit wordt bewerkstelligd door het definieren van het probleem met behulp van personen die expertkennis hebben van de diverse terreinen waarop het probleem zich afspeelt en die redelijk neutraal zijn ten aanzien van de mogelijke interventies. In de definitie van het probleem wordt ondermeer vastgesteld welke actoren[4] in het spel zijn en wat hun belangen en mogelijkheden ter ondersteuning of voorkoming van mogelijke interventies zijn. Vervolgens geven deze experts een scala van mogelijk interventies.
Dan worden de diverse actoren uitgenodigd om eerst met hun eigen groep en vervolgens met elkaar tot een mogelijke definitie van het probleem te komen. Deze actoren bedenken een aantal mogelijke interventies rekeninghoudend met kennis over het probleem, de mogelijke veranderingen en de onderlinge machtsverhoudingen. Vervolgens wordt gekeken naar de maatschappelijke consequenties van de interventies en wordt er tenslotte een keuze gemaakt uit de interventies waarna deze ge¥mplementeerd en geevalueerd worden.
Voor de ondersteuning van de analyse en de kennisuitwisseling wordt het probleem op diverse wijze gemodelleerd. Centraal hierbij staat het zeven lagen model[5], waarin het probleem in verschillende talen en verschillende vormen weergegeven wordt, zoals in verbale taal, in grafische taal en met behulp van een simulatie model.
De methode kan beschouwd worden als een raamwerk methode, waarbij binnen het stramien van een aantal randvoorwaarden, afhankelijk van het probleem, de groep, de tijd, het geld, het moment in het probleemoplossingsproces, gekozen kan worden uit diverse hulpmiddelen, zoals database analyse, observatie, enquete, literatuuronderzoek, Delphi research, group decision support technieken enz. Het gehele probleemoplossingsproces wordt begeleid door een facilitator.
4 Een mogelijke bijdrage van socio-cybernetica aan het analyseren van complexe technisch bestuurskundige problemen
Socio-cybernetica is een van de kennis gebieden van wiens ideeen, concepten en theorieÔn gebruik gemaakt kan worden voor het analyseren van complexe problemen. De vraag, die in dit artikel centraal staat, is welke bijdrage de socio-cybernetica kan geven aan de (beleids-) analyse van het probleemhandelingsproces van complexe technisch bestuurskundige problemen. Kunnen socio-cybernetische concepten een bijdrage leveren aan inzicht in het analyseren van dit soort problemen? Kunnen concepten uit de socio-cybernetica gebruikt worden om beter inzicht te krijgen in complexe situaties?
Voordat deze vraag beantwoord gaat worden zal, ter introductie van de socio-cybernetica voor de lezer die onbekend is met dit vakgebied, eerst een kort antwoord gegeven worden op de vraag 'wat is socio-cybernetica?'.
5 Wat is socio-cybernetica?
Socio-cybernetica is afkomstig uit twee richtingen: de systeemtheorie en cybernetica.
Cybernetica is de leer van sturing en controle. Deze leer is afkomstig van en ontwikkeld voor het sturen en controleren van machines.
De systeemtheorie, gezien vanuit het gezichtspunt van Forrester, beschouwt een proces als een (tijdelijk) gesloten geheel, een systeem waarin frequente interactie van de elementen onderling is (zie Flood & Jackson, 1991, pp. 5, 6; DeTombe & 't Hart, 1996). De wijze waarop vanuit de systeemtheorie de analyse van complexe maatschappelijke problemen kan worden gedaan staat onder meer beschreven in Meadows (1972, 1991), Bruckmann and Fleissner (1989), Forrester (1969,1987) en DeTombe (1994). De beperkingen van het gebruik van systeemtheorie onder meer voor het maken van scenario's en het voorspellen van toekomstige situaties is beschreven in artikel van DeTombe en 't Hart (1996).
Onder socio-cybernetica van de sociale wetenschappen wordt verstaan de leer van sturing: het sturen van maatschappelijke systemen zoals onderwijs, politiek, wetenschappen en organisaties. Socio-cybernetica is de toepassing van de ideeÔn en concepten uit de cybernetica op maatschappelijke systemen.
Voordat we gaan kijken of de begrippen en de wijze van beschouwen uit de socio-cybernetica ook toegepast kunnen worden op technische bestuurskundige problemen, willen we eerst enkele opmerkingen maken, waarom er zo weinig gebruikt gemaakt wordt van de kennis en de begrippen uit de socio-cybernetica in de sociale wetenschappen.
6 De problematische relatie tussen de socio-cybernetica en de sociale wetenschappen
Geyer & Van der Zouwen (1991a) constateren dat er zo weinig kennis vanuit socio-cybernetica wordt gebruikt in de sociale wetenschappen.
'Obviously, no matter how fertile and stimulating for the social sciences the socio-cybernetica paradigm intuitively 'feels', socio-cybernetics will only be fully accepted by the social science community, and rightly so, when it proves to be truly applicable in empirical research. Such application is already not easy for the first order cybernetics, but becomes really difficult for the second order cybernetics.' Geyer, 1995
Een belangrijke reden voor het niet toepassen van begrippen uit de socio-cybernetica in de sociale wetenschappen zien Geyer & Van der Zouwen (1991a) in het ontbreken van empirische toepassingen. Daarom lijkt het ons een gepaste uitdaging te proberen of een begrip uit socio-cybernetica toegepast kan worden voor het analyseren van een complex technisch bestuurskundig probleem.
7 De complexe terminologie van de socio-cybernetica
Niet alleen het ontbreken van empirische toepassingen in de socio-cybernetica is een reden van het geringe gebruik van de kennis van socio-cybernetica in de sociale wetenschappen, ook de complexe terminologie van de socio-cybernetica kan er debet aan zijn. De complexe terminologie van de socio-cybernetica werkt vervreemdend en drempel verhogend voor nieuwelingen in het vakgebied. Het maakt het onnodig moeilijk te doorgronden waar het vakgebied zich mee bezig houdt en om te zien of de kennis daar verzameld mogelijk toepassingsmogelijkheden heeft op eigen terrein.
Vaak is in een vakgebied speciale terminologie noodzakelijk om bepaalde inzichten en begrippen aan te duiden. Echter soms is het overbodig, zeker als het makkelijk vervangen kan worden door heldere en eenvoudige toegankelijke begrippen.
Socio-cybernetica wordt ook wel tweede orde cybernetica genoemd. Waarbij gewone cybernetica eerste orde cybernetica genoemd wordt. Verder redenerend hierop zou de bestudering van het sturen van sociale processen in navolging van Klabbers (1986) derde orde cybernetica genoemd kunnen worden. De termen eerste, tweede en eventueel derde orde cybernetica werken al vaak verwarrend voor insiders, laat staan voor outsiders. Deze raken door deze terminologie snel de draad kwijt en haken af, zonder de tijd te hebben genomen om te kijken welke bijdrage de socio-cybernetica kan leveren aan hun eigen vakgebied en onderzoek.
Het gebruik van deze termen roept verwarring op, waardoor het onnodig ingewikkeld lijkt. De begrippen eerste, tweede en derde orde voegen weinig extra's toe en maken de introductie in dit vakgebied onnodig lastig. Het lijkt ons daarom beter gewoon te spreken over leer van sturing en controle (cybernetica), de leer van zelf-sturing en zelf-regulering (socio-cybernetica) en het bestuderen van de zelf-sturing en zelf regulering (meta socio-cybernetica of derde orde cybernetica).
Ook de specifieke terminologie zoals autopoeise, self-steering en self-oriented zoals ze gebruikt worden in Nederlandstalige teksten werken vervreemdend. Dit terwijl een eenvoudige vertaling van deze woorden heel goed functioneert en de lading volledig dekt, zoals het vertalen van autopoeise met autonome ontwikkeling, self-steering met zelf-sturing en self-oriented met zelf-orientatie.
Het niet geaccepteerd worden in de sociale wetenschappen waar Geyer en van Zouwen (1991a) aan refereren zou mede veroorzaakt kunnen zijn door terminologie van het vakgebied, welke het moeilijk maakt voor sociale wetenschappers, die niet zijn ingewijd in deze terminologie, zich te verdiepen in de kennis van dit vakgebied en de mogelijkheden en inzichten die dit vakgebied biedt te kunnen vertalen en verbinden met hun eigen vakgebied. Bovendien is de kans groot dat zulke onduidelijke begrippen door elkaar gehaald worden en een ieder er een eigen inhoud aan gaat geven. Ons lijkt het beter de terminologie, die voor derden en vaak ook voor (enigszins ingewijden) onbegrijpelijk is, zoveel mogelijk te vermijden, of elke keer wanneer het vermeld wordt, een begrijpelijke vertaling te geven[6].
8 De socio-cybernetica en technisch bestuurskundige problemen
De, in de biologie ontwikkelde concepten van Maturana & Varela (1980; 1988)[7] zoals zelf-regulerende (autopoeise) en zelf-sturende (self-steering) systemen, zijn in de socio-cybernetica overgenomen en toegepast op het zelf-sturen en sturen van mensen, organisaties en groepen mensen.
Om op zoek te gaan naar een empirische toepassing van begrippen uit de socio-cybernetica zullen we een centraal begrip uit de socio-cybernetica, het begrip zelf-sturing, toepassen op een concreet technisch bestuurskundig probleem, het probleem van de Hoge Snelheidslijn. In deze discussie willen we kijken of een mogelijkheid is dit concept uit de socio-cybernetica functioneel hierop toe te passen.
Onder zelf-sturing kunnen we verstaan het vermogen van een actor om op iets te reageren, dat kan op eigen initiatief zijn of naar aanleiding van een actie. De wijze van reageren wordt niet (volledig) bepaald door de voorgaande actie.
Als wij het oplossen van complexe technisch bestuurskundige problemen beschouwen als een probleemoplossingsproces van een groep mensen, weliswaar vaak in wisselende samenstelling, moet het mogelijk zijn het begrip zelf-sturing toe te passen op het probleemoplossingsproces van technisch bestuurskundige problemen.
Welk inzicht kan het concept zelf-sturing geven bij het analyseren van het probleemoplossingsproces zoals bij de problemen rond de Hoge Snelheidslijn? Vindt er zelf-sturing vindt er plaats, zo ja welke is dat dan. De vraag waarop wij ons hier willen toespitsen is in hoeverre er hier met betrekking tot de actoren sprake is van een zelf-sturend systeem. Met daarbij de achterliggende vraag, als er sprake is van een zelf-sturend systeem, in hoeverre kan daarin dan een van de actoren, bijvoorbeeld de overheid, gestuurd worden. We zullen ons in deze discussie beperken tot een eerste aanzet tot een antwoord aan de hand van dit concept uit de socio-cybernetica aangevuld met die van de psychologie en de systeemkunde.
9 Het probleem van de Hoge Snelheidslijn (HSL)
Hoewel de totstandkoming van de Hoge Snelheidslijn (HSL) traject Amsterdam- Parijs misschien geen belangrijk probleem is in de zin van een probleem van leven en dood, heeft het toch veel stof op doen waaien in Nederland in de periode 1990-1996. Velen, geconfronteerd met een zoveelste standpuntsverdediging in de nationale kranten, zoals in De Volkskrant en de NRC of op de televisie, zullen zich in stilte of hardop hebben afgevraagd kan dat niet beter, eenvoudiger, zuiniger, met minder verlies aan geld, tijd en menskracht.
De aanleg van de HSL, als verbinding tussen Amsterdam en Parijs als onderdeel van het hoge snelheidslijn netwerk tussen enkele grote steden van Europa, is eigenlijk geen probleem. Dat wil zeggen, het eigenlijke probleem waarvoor de HSL een oplossing moet zijn, is eigenlijk niet of nauwelijks geformuleerd. De HSL was bedoeld als oplossing voor een probleem, maar de oplossing is het probleem geworden. Zoals het wel meer gebeurt met grote enigszins politiek geladen prestige projecten is het in de documentatie hierover niet duidelijk wat het, en of er een oorspronkelijke probleem was, omdat direct na het lanceren van een mogelijke 'oplossing' er weinig aandacht meer was voor het probleem waar de HSL een oplossing voor moet zijn. Er werd vanaf die tijd vrijwel uitsluitend naar de oplossing gekeken. Iedereen is gaan sleutelen aan een mogelijke oplossing (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 1994) zonder terug te kijken naar het oorspronkelijke probleem en van daaruit te zoeken naar een mogelijke oplossing.
In een rapport van de regering van de Tweede Kamer (1991) staat dat er een snellere verbinding per spoor moet komen tussen de Europese steden Parijs en Amsterdam aansluitend op de TGV (Train Grande Vitesse) in Frankrijk. Het lijkt erop dat voor deze aansluiting de snelheid van verbinding tussen Amsterdam en Parijs het hoofdmotief is, waarbij Amsterdam, luchthaven Schiphol, Brussel en Parijs als belangrijkste stopplaatsen genoemd worden.
Het is zonder meer duidelijk dat met de realisatie van deze lijn veel (overheids)gelden gemoeid zijn, die door de Nederlandse belastingbetalers opgebracht moeten worden. Bedragen, hier en daar genoemd, zijn in de orde van 10 miljard gulden, afhankelijk van het te realiseren traject.
Echter het overheidsgeld is niet onbeperkt, wat aan het ene project besteed wordt kan niet aan een ander project besteed worden. Het is onduidelijk ten koste van welke andere projecten deze lijn gerealiseerd kan worden. Dat de HSL komt lijkt nu ( januari 1997) vast te staan, maar het is velen onduidelijk of er al een principe besluit is genomen of niet.
Na het lanceren van bovengenoemd rapport in 1991 zijn veel onderzoeksbureaus aan de slag gegaan om voorstellen voor trajecten te geven. Vervolgens hebben diverse groepen van verschillend karakter, zoals milieu groepen en lobby groepen van steden als Leiden, Den Haag, en een aantal kleinere gemeenten in het z.g. Groene Hart van Zuid-Holland zich gemengd in de be¥nvloeding van de menings- en besluitvorming. Deze groepen te samen met de overheid vormen het netwerk van actoren, verschillend in macht en mogelijkheden, die tijdelijk dan wel permanent een sturing hebben willen geven aan traject keuze van de HSL.
Niet het feit dat er een Hoge Snelheidslijn komt, maar waar die komt is de kern van de jarenlange discussies, be¥nvloeding en machtsvorming van het netwerk van actoren geweest. Be¥nvloeding en machtsvorming door rapporten en onderzoeken, waarbij veelvuldig gebruik gemaakt is van de media zoals die van de landelijke en lokale dagbladen en de televisie.
Het netwerk van actoren, die zich gestort hebben op de discussie, be¥nvloeding en machtsvorming, is omringd door onzekerheden. Wie zijn de actoren, welke invloed, macht en belangen hebben zij? Met wie sluiten zij een belangenovereenkomst? Wat is de rol van diverse politieke partijen erin? Wat is de rol van de diverse departementen erin? Wat zijn de verborgen agenda's? Wie hebben belang bij bepaalde trajecten en wie niet?
Deze onzekerheden zijn vermengd met voor de meeste actoren onduidelijkheden op technisch gebied. Vergeleken bij de machtsfactoren zijn de onduidelijkheden op technisch gebied vrij eenvoudig te verhelpen door technisch onderzoek en expertise. Omdat deze aspecten bij sommige actoren onbekend zijn, wordt het mogelijk dat het ontbreken van technische kennis door andere actoren als een machts- of manipuleerbare factor wordt gebruikt. Technische onduidelijkheden zijn zaken als: kunnen de gewone treinen niet sneller rijden en waarom niet; kan de netspanning verhoogd worden van 1500 tot 25.000 opdat de treinen sneller rijden? Welke knelpunten zitten er op het reguliere traject ten aanzien van het verhogen van de snelheid? Kan een het nieuwe traject vlak naast een snelweg aangelegd worden, zo ja welke specifieke veiligheidseisen moeten dan in acht genomen worden?
In de discussie wordt de trajectkeuze overbelicht; aanzienlijk minder aandacht wordt besteed aan de vragen: is er wel een HSL lijn nodig? De Thalys[8] rijdt nu immers ook via het gewone spoor[9]. Om welke aantallen reizigers gaat het nu? Wie profiteert er straks van deze verbinding? Kunnen de reguliere treinreizigers en forensen wel met deze trein mee of moeten ze daarvoor van te voren dure en ingewikkelde reserveringen maken. Worden een aantal forens vriendelijke trajecten opgeofferd ten bate van het grote prestige object?
Hoewel aan de kant van de adviseurs en adviesbureaus er veel geld is verdiend met advisering rond dit project, kosten al deze verwarring en reacties de Nederlandse staat uiteindelijk veel geld, belastinggeld. De aanleg alleen zal de 10 miljard overschrijden en het 'probleemoplossingsproces' heeft, gezien de tijd en energie die velen erin gestoken hebben ook al zeker vele miljoenen gekost.
Bovendien als bij dit soort projecten een kostenanalyse wordt gemaakt (beraamd), ter vergelijking van een aantal projecten onderling, is het geen uitzondering als dit gebeurd met onjuiste gegevens, waardoor niet zelden de reÔle kosten later veel hoger uitvallen[10].
En dat terwijl er altijd al treinen van Amsterdam naar Parijs reden en alles zonder extra geld via gewone railnet met gewone treinen gerealiseerd kan worden. Er kan zelfs veel sneller gereden worden als de netspanning opgevoerd wordt en als een enkel knelpunt uit het bestaande traject wordt gehaald (zie het rapport rail 21 van de NS).
We kunnen ons dan ook terecht afvragen wordt het traject alleen aangelegd als status symbool? Wie betaald er voor en wie profiteert ervan? Wie behartigt hier eigenlijk het algemeen belang van de Nederlandse burger? Wij kunnen ons als belasting betaler en wetenschapper afvragen hoe heeft dit kunnen gebeuren? Is dit een uit de hand gelopen proces of gaan dit soort problemen nu eenmaal zo. Voor we een antwoord op deze vraag geven, kunnen we ons afvragen of het probleem beter aangepakt had kunnen worden.
10 Het begeleiden van complexe technisch bestuurskundige problemen
Ondanks dat er over dit complexe technisch bestuurskundige probleem meters documentatie is geschreven en rapporten zijn uitgebracht, zoveel dat haast niemand een overzicht heeft, is het niet duidelijk wat precies de oorzaak of de aanleiding is geweest en hoe er tot de huidige oplossingen van het probleem is gekomen (Stil, 1996). Onduidelijk is hoe het besluitvormingsproces is verlopen.
Als dit probleem van het begin af aan begeleid zou zijn door een facilitator, die gebruik zou maken van de huidige stand van zaken rond de methodologie van complexe problemen (zie DeTombe, 1996) had het ieder geval een stuk verwarring gescheeld rond het probleemoplossingsproces. Dan was er eerst tijd genomen om het probleem te formuleren, systematisch te zien wie de actoren waren, welke belangen en macht ze hebben, wat hun handelingsruimte is, waar ze wel aan willen mee werken en wat ze kunnen tegen houden. Dit eerste analyse proces zou gedaan moeten worden door z.g. neutrale experts. Experts die zelf geen belang hebben bij een bepaalde uitkomst en die zo, redelijk onbevooroordeeld, het probleem kunnen analyseren en kunnen bekijken welke interventies voor de hoofdprobleem eigenaar, in dit geval de Nederlandse staat, mogelijk waren en welke mogelijke tegenstand te verwachten en medewerking te verkrijgen zou zijn. Daarna zouden de actoren uitgenodigd moeten worden om hun visie op het probleem te geven en aan te geven welke mogelijke interventies zij zouden willen steunen of tegenhouden. Vervolgens zou een groep vertegenwoordigers van alle partijen kunnen trachten tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. Deze sequentieel rationele aanpak sluit irrationele besluitvorming, motivatie en verborgen agenda's niet uit, maar calculeert dit in het besluitvormingsproces in. Hierdoor wordt het besluitvormingsproces niet alleen helderder en doorzichtiger, maar ook efficienter en effectiever. Ook zou duidelijker worden wat de echte oorzaak en motivatie van het probleem zou zijn. Mocht de voornaamste reden van het project 'de HSL als status symbool' zijn, dan zou dit uit het analyse proces naar voren komen. Wat daarop het antwoord zou zijn, zou dan openlijk in een democratische beslissingsproces besloten kunnen worden. Nu is het voor velen een te grote vaagheid met te veel weggemoffelde motieven, waardoor het besluitvormingsproces ondoorzichtig is geworden, hetgeen in een democratische staat onaanvaardbaar is.
Welke uitkomst er zou zijn, zou echter niet van te voren voorspeld kunnen worden, omdat een deel van deze verwarringen en onzekerheid inherent is aan het probleemoplossingsproces van dit soort problemen. De onvoorspelbaarheid, en onzekerheid van dit soort oplossingsprocessen kan duidelijk gemaakt worden met behulp van concepten uit de psychologie, de systeemkunde en het begrip zelf-sturing uit de socio-cybernetica. Met deze concepten is ook achteraf een deel van het verloop van het proces inzichtelijk te maken.
11 Het begrip zelf-sturing als analyse instrument voor de problematiek rond de HSL
De oorspronkelijke vraagstelling van het betoog was: kan het begrip zelf-sturing een bijdrage geven aan de analyse en het inzicht in het complexe probleemoplossingsproces rond de HSL.
Om deze vraag te beantwoorden, willen we het begrip zelf-sturing uit de socio-cybernetica toepassen in aanvulling op het begrip actie-reactie uit de systeem theorie zoals Forrester (1973) die heeft toegepast in zijn de simulatie modellen van de reele wereld. Het begrip actie-reactie, of zoals Forrester het ook noemt actie-feedback, heeft een nogal passieve connotatie. Het lijkt veel op het begrippen paar stimulus-respons (S-R) zoals de psycholoog Skinner (1953) die gebruikte om een menselijke of dierlijke reactie op een bepaalde gebeurtenis aan te geven. Naar aanleiding van een actie komt er een reactie; dit is weliswaar niet een 1:1 reactie, vaak wordt er wel aangegeven dat er een kans van zoveel procent is op een zekere reactie. Toch heeft dit begrip nog een duidelijke link met natuurkundige begrippen waarbij zonder tussen komst van een individu met eigen wil wordt gereageerd. Met dit begrippen paar kunnen echter niet alle reacties binnen een maatschappelijk probleemoplossingsproces verklaard of voorspeld worden.
Het begrip zelf-sturing kan een aanvulling zijn op dit begrippen paar. Het begrip zelf-sturing is meer dan alleen een reactie op iets, het omvat ook een initiatief tot en een keuze van een soort reactie. Een actor kan reageren, echter in welke mate en waardoor de reactie wordt uitgelokt en hoe de reactie zal zijn ligt nog niet bij voorbaat vast. Bij de simulatie modellen van Forrester (1969;1987) en Meadows (1972) in de systeem theorie ligt de reactie, of een kans erop, veel vaster. Het begrip zelf-sturing omvat ook een wilsbeschikking zoals mensen dit kunnen doen. Een actor, voorstellende een persoon of een groep mensen, kan reageren maar hoeft het niet te doen. Als deze reageert ligt de wijze waarop, wanneer, hoe en in welke mate nog niet vast. Hiermee lijkt het meer op de latere ontwikkeling van de begrippen stimulus-respons van Skinner met de aanvulling organisme: stimulus organisme respons (S-O-R), waarin wordt geÔxpliciteerd dat hier sprake is van een organisme dat reageert op een actie, waarbij de reactie niet honderd procent vast ligt.
Het verloop van het probleemoplossingsproces rond de HSL kan in een simulatie model opgezet volgens de ideeen van Forrester weergegeven worden. Hiermee kan er aangegeven worden welke actoren zich in de loop van de tijd met het probleemoplossingsproces hebben bemoeid door een instroom en uitstroom van verschillende actoren op verschillende momenten te laten zien. In het simulatie model kunnen we echter niet aangeven en ook niet verklaren waarom welke actoren en in welke mate deze actoren gereageerd hebben en al helemaal niet waarom sommige actoren niet gereageerd hebben.
Als we het begrip zelf-sturing in relatie met de bovengenoemde simulatie model gebruiken zijn de acties en reacties van de actoren beter te verklaren. Het begrip zelf-sturing maakt ons ervan bewust dat de actoren zelf op eigen initiatief kunnen reageren op iets. Zij doen dit geleid door rationele beslissingen, die vaak vermengd zijn met irrationele gevoelens en drijfveren. De reactie zal afhankelijk zijn van het eigen belang en van de (toevallige) omstandigheden van het moment, de kosten eraan verbonden (positief zowel als negatief), van de beschikbare tijd en ruimte die er is zich met het probleemoplossingsproces te bemoeien en is afhankelijk van de taken en opdrachten die ze krijgen afgezet tegen hun eigen waarden en normen. Het is een mengsel van gestuurd worden, zelf reageren en anderen sturen geleid door emotie en rationele en irrationeel motieven. Uit de verzameling van alle mogelijke reacties wordt er een (vaak niet volledige afgewogen en vaak irrationele) keuze gemaakt. De relatie oorzaak-gevolg is niet mono-causaal maar multi-causaal. Heel veel reacties, ook geen, zijn mogelijk. De actor selecteert wat aansluit bij de eigen wereld, behoefte en mogelijkheden. De ene actie genereert weer een nieuwe set van mogelijke reacties. Het reageren van actoren vanuit hun eigen referentiekader kan leiden tot verrassingen en onvoorspelbaarheid, tot onvoorspelbare uitkomsten van causale zaken. Deze onvoorspelbaarheid is een kenmerk van een complex maatschappelijk probleem en het bij behorende probleemoplossingsproces. Deze onvoorspelbaarheid maakt het moeilijk de toekomstige ontwikkelingen te voorspellen en te sturen.
12 Conclusie
In de bovenstaande discussie is een poging gedaan het begrip zelf-sturing afkomstig uit de socio-cybernetica toe te passen op het empirische proces van de Hoge Snelheidslijn. Hierbij werd aangetoond dat het begrip zelf-sturing opgevat als een zelf handelende actor die in staat is te reageren op een actie met een breed scala aan reacties, aanvullend gebruikt bij simulatie modellen naar het idee van Forrester meer kan verklaren en voorspellen dan alleen met een simulatie model het geval zou zijn. Om dit empirisch aan te tonen zouden we de volgende hypothese moeten toesten.
13 Hypothese voor onderzoek
Een hypothese voor verder onderzoek zou kunnen zijn:
De acties en reacties rond de Hoge Snelheidslijn zijn niet alleen te verklaren met systeem theoretische begrippen als oorzaak en gevolg. Voor een beter inzicht in het verloop van de processen rond de Hoge Snelheidslijn zijn naast systeem theoretische concepten ook inzichten en begrippen afkomstig uit de chaostheorie, de psychologie en de socio-cybernetica nodig. In combinatie van het voorafgaande zou het socio-cybernetische begrip zelf-sturing een deel van de processen rond het probleemhandelingsproces van de Hoge Snelheidslijn inzichtelijk kunnen maken. Een onderbouwing van deze hypothese zal gezocht worden in het empirische materiaal van het probleemhandelingsproces van de Hoge Snelheidslijn.
Referenties
Ackermann, F. & C. Eden (1992) Strategy Development and Implementation- The Role of a Group Decision Support System. In: R.P. Bostrom, S.T. Kinneny, Richard T. Watson Computer Augmented Teamwork: A Guided Tour. Van Nostrand Reinhold. Ch.
Ackermann, F. & C. Eden (1994) Issues in computer and non-computer supported GDSS. Decision Support Systems Journal '94
Andersen, D.F & G.P. Richardson (1994) Teamwork in Group Model Building.
Boer de T. & A.J. F. Ksbben ( 1974) Waarden en wetenschap. Bilthoven: Ambo
Bruijn, J.A. de & J.W.A. van Dijk (1993). Beleidsdynamiek en technologiebeleid. Bestuurskunde nr. 3, pp. 110-115.
Birrer, F.A.J. (1993). Systeem en observator: Hoe kunnen de doelen van de tweede orde cybernetica worden gerealiseerd?
Birrer, F.A.J. (1996) De sociocybernetische uitdaging in een democratische samenleving. Paper t.b.v. de 7e Sociaal-Wetenschappelijke Studiedagen, april 1996 , Amsterdam
Bruckmann, G. & P. Fleissner (1989) Am Steuerrad der Wirtschaft. Ein skonomisch- kybernetisches Modell fÙr Ésterreich. Wien: Springer-Verlag.
Casti, J.L. (1994) Complexification. Explaining a paradoxal world through the science of surpise. Harper, Collins Publishers.
Checkland, P.B. (1982) Soft systems methodology as process: A reply to M.C. Jackson. Journal of Applied Systems Analysis, 9, 37-9.
Checkland, P.B. & J. Scholes (1990) Soft Systems Methodology in Action. Chichester: Hohn Wiley & Sons.
DeTombe, D.J. & H.'t Hart (1996) Using system dynamic modelling techniques for constructing scenarios of societal problems. In Dorien J. DeTombe & Cor van Dijkum (Eds.) Methods and Tools for analysing societal problems
Dunn, W.N. 1994 Structuring policy problems
Dijkum, van C. & D. DeTombe (red.) (1992) Gamma Chaos. Onzekerheid en orde in de menswetenschappen. Bloemendaal: Aramith uitgevers
Dijkum, C. van (1992). Constructivism in Informatics. In: C. van Dijkum, Wallner F., Constructive Realism in Discussion, Sokrates Science Publisher, Amsterdam.
Eeten, M. van & M. van Twist (1995) Besluitvorming in bedrijven: Een bestuurskundige opvatting van de autopoiese-theorie. Beleidswetenschap, nr1 1995, pp. 40-57.
Flood, R.L. & M.C. Jackson (1991) Creative problem solving. Total Systems Intervention. Chicester: Wiley.
Flood, R.L. & E.R. Carson (1992) Dealing with Complexity: An Introduction to the Theory and Application of Systems Science. New York: Plenum, 2nd edition.
Foester, Von H. (1984) Obverving systems, Intersystems. Seaside (Cal.)
Forrester, J.W. (1969) Principles of Systems. Cambridge Mass: Wright-Allen Press.
Forrester, J.W. (1973) World Dynamics (2nd ed.) Cambridge, MA: Wright-Allen Press.
Forrester, J.W. (1987) Lessons from system dynamics modeling. System Dynamics Review, vol.3, nr.2, 136-149.
Foucault, Omvattende discourse
Gemeente Den Haag (1995) De HST via Den Haag, Den Haag.
Geyer, R. F. & J van der Zouwen (Eds.) (1986). Sociocybernetic Paradoxes. Observation, control and evolution of self-steeringsystems. London: SAGE Publications Ltd.
Geyer, R.F. & J. van der Zouwen (1991a) Cybernetics and Social Science. Theories and research in Sociocybenetics. The International Journal of Systems and Cybernetics, Kybernetes vol. 20-6, pp. 81-92.
Geyer, R.F. & J. van der Zouwen (1991b) A Bibliography of Social Sociocybenetics. Amsterdam: SISWO.
Geyer, R.F. (1995) Call for paper, Socio-Cybernetics Section, 10th International Congress of Systems and Cybernetics , Bucharest, August 26-29, 1996.
Glasbergen, P. (1989).\ Beleidsnetwerken rond milieuproblemen. Een beschouwing over de relevantie van het denken in termen van beleidsnetwerken voor het analyseren en oplossen van milieuproblemen. 's-Gravenhage: VUGA
Habermas, J. (1971): Niklas Luhmann: Theorie der Gesellschaft oder Sozialtechnologie - Was leistet die Systemforschung? Suhrkamp: Frankfuhrt am Main
Habermas, J. (1972) Knowledge and Human Interests. London: Heineman.
Howard, M.S. (1994). Quality of group decision support systems: A comparison between GDSS and traditional group approaches for decision tasks. Consensus International B.V.
Hoogervorst, H.J.P. & D. Strijker (1993). De maalstroom van het mestbeleid. Openbare Uitgaven, 1993, nr. 2.
Klabbers, J.H.G. (1986) Improving of (self-)steering through support systems. In: Geyer, F. & J. van der Zouwen (Eds.) Sociocybernetic Paradoxes, Observation, Control and Evolution of self-steering Systems. London: Sage.
Ksbben ( 1996) Kafka in Zoetermeer. NRC Handelsblad, 15 mei 1996.
Maturana, H. (1970) Neurophysiology of cognition. In P. Garvin (ed.) Cognition: A Multiple View. New York: Spartan Books, pp. 3-24.
Maturana, H. (1980) Man and Society. In F . Benseler, P.M. Heijl & W. Kock (eds.) Autopoiesis, Communication and Society: The Theory of Autopoietic Systems in the Social Sciences. Franfuhrt: Campus, pp.11-31.
Maturana, H. & F. J. Varela (1980) Autopoiesis and Cognition: The realization of the Living. Boston: Reidel.
Maturana, H. & F. J. Varela (1988) The Tree of Knowledge: The Biological Roots of human Understanding. Boston: New Science Library.
Meadows, D.H., D.L. Meadows, R. Randers. & W.W. Behrens III (1972) The Limits to Growth. London: Potomac Associates Book, Earth Island Limited.
Meadows, D. et al. (1974) Dynamics of growth in a Finite World. New York: Wiley & Sons.
Meadows, D.H., D.L. Meadows & J. Randers (1991). Beyond the limits. Confronting Global Collapse; Envisioning a Sustainable Future. London: Earthscan Publications.
NMBS (1995) In het spoor van de HST. Brussel.
Nunamaker Jr, J.F., A.R. Dennis, J.S. Valacich & D.R. Vogel (1991). Information technology for negotiating groups: Generating options for mutual gain. Management Science, Vol. 37, nr. 10
Senge, P. M. (1990) The fifth discipline. New York: Doubleday.
Simonis J.B.D. & Van D.J. van Houten (1987) Kennis en macht: de onevenwichtigheid van beleidsmodellen In P.B. Lehning & J.B.D. Simonis, Handboek beleidswetenschap.
Skinner, B.F. (1953) Science and Human Behaviour. New York: Macmillan.
Sterman, J.D. (1994). Learning in and about complex systems. System Dynamics Review, 10, 2-3, pp. 291-330.
Stichting Natuur en Milieu (1995) Niet ot elke prijs in drie uur naar Parijs. Utrecht.
Stil, H. (1996) De megaprojecten. De vier grote werken ten behoeve van de Nederlandse economie. Den Haag: SDU uitgevers.
Tweede Kamer der Staten Generaal (1991) Vergaderjaar 1990-1991, 22026, nrs. 2-3. Nederlandsdeel Hoge Snelheidsspoorverbinding Amsterdam-Brussel-Parijs. 1 ontwerp PKB, trac* nota, milieu-effectrapportage. SDU: Den Haag
Twist, M.J.W. (1995) Het onderwerpen van overheidsbeleid: een handleiding met gebruiksaanwijzing
Varela, F. J. (1975) A calculus for self reference. International Journal of General Systems 2, pp. 5-24.
Varela, F. J. (1979) Principles of Biological Autonomy. New York: North Holland.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (1994) Besluiten over grote projecten. Rapporten aan de Regering. nr. 46. Den Haag: SDU
Winograd, T. & F.Flores ( 1986) Understanding Computers and Cognition. Reading, Mass.
Zelger, J. (1989) SOLCC as a new method for innovation. Preprint nr.8.
Inssbruck: Universitat Innsbruck.
Dit artikel is gebaseerd op een lezing gehouden voor een bijeenkomst van de groep Socio-cybernetica, 15 mei 1996, Siswo, Amsterdam
Noten:
1 Compram is een afkorting van Complex Problem Analyzing Method. Deze methode is door DeTombe (1994) speciaal ontwikkeld voor het analyseren van complexe maatschappelijke problemen.
2 Dat technisch bestuurskundige problemen methodologisch gezien kunnen worden als een subset van maatschappelijke problemen, betekent, dat de analyse wijze van technisch bestuurskundige problemen en vele methoden en hulpmiddelen ook toegepast kunnen worden op andere subsets van maatschappelijke problemen zoals armoede, werkeloosheid, en aspecten rond de multiculturele en pluriforme samenleving. Dit zelfde kan gezegd worden van complexe bedrijfskundige en reorganisatie problemen.
3 In plaats van problemen kan men ook denken aan complexe situaties, waarin oplossingen gezocht moet worden.
4 Met actoren wordt in dit geval de georganiseerde en ongeorganiseerde (belangen)groepen aangeduid, die betrokken zijn of zullen worden bij een van de mogelijke veranderingen in het probleem.
5 Zie DeTombe (1994) hoofdstuk acht.
6 Elke discipline heeft recht op een eigen terminologie. Soms is een begrip zo ingewikkeld en specifiek dat het een studie van enkele jaren vergt om dit concept te doorgronden. Als er echter voor deze terminologie een ander algemeen toegankelijke woord bestaat, kan men terecht vragen waarom deze algemene term dan niet gebruikt wordt. Op deze wijze wordt de toegankelijkheid voor buitenstaanders in een vakgebied vergemakkelijkt.
7 Het oorspronkelijke idee van Varela (1975; 1979) was dat maatschappelijke systemen zich net zo gedragen als biologische systemen. In zijn latere werk heeft Varela (Maturana & Varela 1988) dit standpunt genuanceerd en toegevoegd dat maatschappelijke systemen nog iets meer hebben, namelijk een vermogen om op iets te reageren of niet (Birrer, 1993).
8 De Thalys kan beschouwd worden als de Nederlandse TGV.
9 De Thalys rijdt nu wel niet zo snel als gewenst, de gewenste snelheid is 300 km per uur, maar het is nog maar de vraag of de hogesnelheidstrein straks wel zo snel kan rijden. In de eerste plaats zijn de afstanden tussen de stations in Nederland zo klein dat de trein waarschijnlijk slechts korte afstanden de topsnelheid kan rijden alvorens weer te moeten afremmen. Bovendien als er gekozen wordt voor (diverse) tunnel(s) zal de trein voor de afdaling en het opstijgen ook niet de gewenste topsnelheid kunnen bereiken, hetgeen vanzelfsprekend opnieuw vertragingen zal opleveren.
10 Hoewel het de auteur op dit moment niet duidelijk is of dat in gelijke mate voor alle alternatieven geldt.